De cives regni Dei

Onderwerp: De cives regni Dei ma mei 28, 2012 10:58 am

Citaat :

De cives regni Dei

"Over de burgers van het koninkrijk Gods".

Dierbare broeders en zusters,

Naar aanleiding van recente gebeurtenissen ben ik tot het besluit gekomen om een herderlijke brief te schrijven. Het onderwerp hiervan zal de burgerzin en –participatie zijn.

Het kan alleen maar aangemoedigd worden dat burgers deelnemen aan het openbare leven, want zoals de aristotelische theologie stelt "de wijze man moet deelnemen aan het leven in de stad". Iedereen heeft van de Allerhoogste talenten gekregen. Gaven waarin men uitblinkt, of heel goed in is. Sommigen ontdekken hun gaven van kindsaf aan, anderen zoeken er hun hele leven naar. Door te participeren in het openbare leven wordt het gemakkelijker om jezelf in de gemeenschap te zien en jouw gave, dewelke het ook moge zijn, te ontplooien.

Met jouw gave, met jouw talent, zal je een bijdrage kunnen leveren tot de gemeenschap, en dus effectief "deelnemen aan het leven in de stad". De mens is immers geen dier dat zich kan afzonderen van de wereld. Aristoteles zelf bewees dit in zijn gesprek met de kluizenaar, die nooit gelukkig kon zijn zonder de medemens rondom hem.

De gemeenschap is nodig en essentieel voor ons voortbestaan. Gemeenschappen waren de sterken de zwakkeren helpen en niet zoals het Wezen zonder Naam zegt "de sterken moeten heersen over de zwakkeren". Waar deze gemeenschappen vroeger klein en bescheiden waren, zijn sommigen tot gigantische entiteiten uitgegroeid, zoals de "natie", een geheel land zoals onze eigen grote natie: het Heilige Roomse Rijk. En nog belangrijker: de Heilige Rooms-Aristotelische Kerk, een gemeenschap van gelovigen en ontegensprekende de grootste gemeenschap van de wereld, die zich over verschillende staten verspreidt en elk ieder verbonden is in het geloof in de Allerhoogste.

Maar, om terug te komen op de Hollandse situatie. Elke twee maanden verkiest het volk van Holland zijn vertegenwoordigers in de Raad. Niet direct, maar via politieke lijsten, van partijen en soms van onafhankelijken. Deze verkozen raadsleden hebben een plicht, ze krijgen een mandaat van het volk om een taak uit te voeren, namelijk het besturen van Holland, op verschillende gebieden.

Door te stemmen geeft het volk zijn stem echter niet af aan de Raad en haar leden. Neen, de macht van het volk wordt niet doorgegeven aan de Raad die er misbruik van zou kunnen maken. De macht van het volk blijft bij het volk en wordt in lichte mate gedelegeerd naar de legitiem verkozen Raad. Het volk blijft de macht hebben om raadsleden die niet naar behoren functioneren af te zetten, opdat goed bestuur kan gehandhaafd worden.

Dit recht op protest mag echter niet misbruikt worden. De Raad werd immers verkozen door datzelfde volk dat het recht heeft te protesteren tegen hun eerder gekozen beslissing. Dit protest kan gebeuren omwille van juiste redenen, maar het is gemakkelijk om een normaal en legitiem burgerprotest te laten vervallen in haatdragende discussies tussen verschillende fracties en groeperingen. Omdat de gemeenschap, en specifieker het politieke landschap, “verdeeld” is tussen partijen en lijsten, wordt de gemeenschapszin enigszins bemoeilijk, maar men moet verder kijken en de grenzen overschrijden. Want elke Hollander, elke politiek verantwoordelijke, moet verenigd zijn in zijn wil en streven om een beter Holland te maken, voor iedereen. Dit is geen terechtwijzing van politiek, want de politiek heeft het heft in handen om de koers van Holland uit te stippelen en verandering mogelijk te maken, liefst in eensgezindheid. Maar men mag niet vergeten rekenschap af te leggen en rekening te houden met haar burgers.

Een Holland voor iedereen van iedereen, moet het uitgangspunt zijn van elke Hollander, van de armste boer tot de rijkste edele. Want samen staan we sterk. Met elk onze eigen talenten bouwen aan die ene gemeenschap van broeders en zuster van en voor elkaar.

Moge de Almachtige Vader waken over het Holland van de rechtvaardigen!

Opgemaakt te Utrecht, de achtentwintigste dag van de vijfde maand van het Jaar onzes Heren MCDLX, onder het Pontificaat van Zijne Heiligheid Innocentius VIII.

Kardinaal Leopold de Ligne